Onderzoeksresultaten

Ruim vier jaar geleden is het project BE COOL! gestart met in september 2014 als afsluiting de grote effectiviteitsstudie. Het doel van de effectiviteitsstudie was het evalueren van de BE COOL!-lessenserie en leeromgeving door deze te vergelijken met een meer traditionele lessenserie. In beide lessenseries werden dezelfde leerdoelen behandeld, maar deze werden op een andere manier aangeboden. Werken in de BE COOL!-lessenserie zou ertoe moeten leiden dat leerlingen met en van elkaar kunnen leren, zodat de (hoog)begaafde leerling weer onderdeel kan worden van de klas (i.e., sociale inclusie). Het onderzoek is in alle groepen 6, 7 en 8 van de basisscholen in Lelystad uitgevoerd. Elke klas werd verdeeld in twee groepen: een groep leerlingen die met BE COOL! werkte (Ruimtevaarders) en een groep leerlingen die dezelfde leerinhoud op een meer traditionele manier aangeboden kreeg (Globetrotters). 

Design

De steekproef bestond uit 1023 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van 30 scholen uit Lelystad. Het indelen naar competentieniveau gebeurde op basis van de resultaten van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid in combinatie met CITO-scores, en ook de toewijzing van expertise werd hierop gebaseerd. Leerlingen werden willekeurig toegewezen aan de Globetrotters (controle) of Ruimtevaarders (BE COOL!).

Voorafgaand aan de lessenserie werd de voorkennis over de eigen expertise (aangewezen op basis van het competentieniveau), de overige expertises (de drie andere expertises) en de onderzoekscyclus getoetst. Na de expertfase werd de opgedane kennis over de eigen expertise en de onderzoekscyclus in kaart gebracht. Na afloop van de lessenserie werd de opbrengst van de lessenseries in kaart gebracht, waarbij gekeken werd naar de kennis over de eigen expertise, de overige expertises en de onderzoekscyclus. Daarnaast werd de attitude van leerlingen ten opzichte van wetenschap en techniek gemeten. Drie maanden later werd, in een retentiemeting, opnieuw de kennis over de eigen expertise, de overige expertises en de onderzoekscyclus gemeten.

Resultaten

Allereerst is de domeinkennis over de eigen expertise geanalyseerd. Deze analyses zijn apart uitgevoerd voor bovengemiddelde, gemiddelde en ondergemiddelde leerlingen omdat het niveau en onderwerp van de toetsen aangepast waren aan competentieniveau. Analyses toonden aan dat de bovengemiddelde en ondergemiddelde leerlingen een significante toename van domeinkennis lieten zien over alle toetsmomenten (voortoets, middentoets, natoets en retentietoets). Gemiddelde leerlingen lieten wel een kennistoename zien van voortoets naar middentoets naar natoets, maar niet meer van natoets naar retentietoets. Er waren geen verschillen tussen de Globetrotters en de Ruimtevaarders.

Ten tweede, om inzicht te krijgen in de kennis van de leerlingen over de onderwerpen waar zij geen expert in waren, zijn de nieuwe concepten in de conceptuele recall tests geanalyseerd. Deze analyses lieten geen significante verschillen tussen Globetrotters en Ruimtevaarders zien voor geen van de competentieniveaus.

Ten derde is de kennis over de onderzoekscyclus geanalyseerd. De analyses lieten zien dat de kennis over de onderzoekscyclus toenam van voortoets naar middentoets, maar niet van middentoets naar retentietoets. In kennistoename van voortoets naar middentoets waren significante verschillen tussen competentieniveaus zichtbaar. Bovengemiddelde leerlingen lieten een grotere toename zien dan gemiddelde en ondergemiddelde leerlingen. Gemiddelde leerlingen, op hun beurt, lieten een grotere toename zien dan ondergemiddelde leerlingen. Er waren geen verschillen tussen de Globetrotters en de Ruimtevaarders.

Tot slot is de attitude van leerlingen ten opzichte van wetenschap en techniek geanalyseerd. Bovengemiddelde leerlingen geven aan meer plezier te beleven aan wetenschap-gerelateerde onderwerpen en opdrachten dan gemiddelde en ondergemiddelde leerlingen. Daarnaast hebben bovengemiddelde leerlingen een positievere attitude qua toekomstplannen in de wetenschap dan gemiddelde en ondergemiddelde leerlingen. Verder hadden gemiddelde kinderen meer vooroordelen over de geschiktheid van techniek voor jongens dan voor meisjes dan bovengemiddelde leerlingen, en ondergemiddelde leerlingen beschouwen techniek als moeilijker dan bovengemiddelde leerlingen. Er waren geen verschillen tussen de Globetrotters en de Ruimtevaarders.



[1] Aronson, E., Blaney, N., Stephan, C., Sikes, J., & Snapp, M. (1978). The jigsaw classroom. Beverly Hills, CA: Sage.